Als gemeenten na 1 juli volgend jaar weer zelf het heft in handen kunnen nemen hoe zij de inburgering van nieuwe inwoners gaan regelen, werkt dat veel beter dan het huidige systeem.
Daarvan is de verantwoordelijke Haagse wethouder Bert van Alphen overtuigd. Mensen met het mes op de keel dwingen in te burgeren, zoals nieuwkomers en gemeenten het huidige systeem soms ervaren, werkt in zijn ogen veel minder goed.
Met de nieuwe opzet in de stad, ‘Wij zijn Samen Haags’, is het de bedoeling dat nieuwkomers niet alleen taalles krijgen, maar ook de kans om (vrijwilligers)werk te doen of een opleiding. Met dat werk, is het idee, leren ze de taal sneller en beter en, ook zeer belangrijk, doen ze eerder volwaardig mee in de samenleving.
Uit zijn ervaring als docent zegt Van Alphen te weten dat kinderen noch ouderen gedwongen willen worden te leren. Bij een goede motivatie is dat ook niet nodig, zo stelt hij zondag in het AD. “Voor hen geldt: heeft het zin om Nederlands te leren om erbij te horen. “
Voor het ‘noodlijdende’ Den Haag, de begroting voor 2021 was slechts door een fors greep in de reserves positief te houden, kent het nieuwe inburgeringsbeleid wel een fors nadeel: alle niet geringe kosten zijn voor de gemeente. Een pilot alleen al kostte Den Haag 7 miljoen euro, waarmee een scenario lijkt te dreigen als met de WMO en Jeugdzorg: taken die ook tot tevredenheid bij de lagere overheden werden neergelegd door het Rijk, maar waarbij er totaal geen sprake van was van overdracht van voldoende financiering, en dus een forse financiële strop voor de gemeenten.